het behoud van impulsmoment


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·houd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord behoud -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het behoudo

  1. het behoeden voor of verhinderen van een teloorgang
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
behouden

behoud

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behouden
    • Ik behoud. 
  2. gebiedende wijs van behouden
    • Behoud! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behouden
    • Behoud je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen