Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·drijfs·tak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrijfstak bedrijfstakken
verkleinwoord bedrijfstakje bedrijfstakjes

Zelfstandig naamwoord

de bedrijfstakm

  1. (economie) de verzamelnaam voor een groep organisaties/bedrijven die bijdragen aan gelijksoortige producten of diensten
    • Het CBS heeft de Nederlandse economie verdeeld in 10 bedrijfstakken:Landbouw, bosbouw en visserij; Delfstoffenwinning; Industrie; Energie- en waterleidingbedrijven; Bouwnijverheid ;Handel, horeca en reparatie; Vervoer, opslag en communicatie; Financiële en zakelijke dienstverlening; Overheid; Zorg en overige dienstverlening 
     Evenals personeel van andere bedrijfstakken zijn medewerkers van ziekenhuizen ook mensen, dacht Chantal.[1]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen