base
Nederlands
Uitspraak
- naamwoord
- werkwoord
Woordafbreking
- ba·se
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘loog’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
- werkwoord
- Leenwoord uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | base | basen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (scheikunde) een stof die een of meer hydroxylgroepen bevat en in een waterige oplossing OH-ionen afsplitst: arrheniusbase [4]
- (scheikunde) een ion of molecuul dat de neiging heeft een proton op te nemen: brønstedbase
- (scheikunde) een ion of molecuul dat een elektronenpaar kan doneren aan een ander molecuul: lewisbase
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een stof die een of meer hydroxylgroepen bevat en in een waterige oplossing OH-ionen afsplitst
2. een ion of molecuul dat de neiging heeft een proton op te nemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
basen |
base
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van basen
- Ik base.
- gebiedende wijs van basen
- Base!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van basen
- Base je?
Gangbaarheid
- Het woord base staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "base" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "base" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Zelfstandig naamwoord
base mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord baas
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
base | bases |
Zelfstandig naamwoord
base
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to base |
he/she/it | bases |
verleden tijd | based |
voltooid deelwoord |
based |
onvoltooid deelwoord |
basing |
gebiedende wijs | base |
Werkwoord
base
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Frans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
base | la base | bases | les bases |
Zelfstandig naamwoord
base v
Werkwoord
vervoeging van |
---|
baser |
base
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van baser
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van baser
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van baser
Middelengels
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Oudfrans
Zelfstandig naamwoord
base
Schrijfwijzen
Spaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
base | bases |
Zelfstandig naamwoord
base v
Werkwoord
vervoeging van |
---|
basar |
base
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /basɛ/
Woordafbreking
- ba·se
Zelfstandig naamwoord
base v
- (verouderd) basis, fundament, grond
- (verouderd)(medisch) schedelbasis
- (verouderd)(scheikunde) base, loog
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | base | base |
genitief | base | basí |
datief | basi | basím |
accusatief | basi | base |
vocatief | base | base |
locatief | basi | basích |
instrumentalis | basí | basemi |
Schrijfwijzen
Synoniemen
Antoniemen
Verwijzingen
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Zelfstandig naamwoord
base
Synoniemen
Zelfstandig naamwoord
base
Zelfstandig naamwoord
base