Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bè·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘de Griekse letter b’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bèta bèta's
verkleinwoord bètaatje bètaatjes

Zelfstandig naamwoord

de bètav / m

  1. de letter β, de tweede letter van het Griekse alfabet
    • De bèta werd in de oudheid als een "b" uitgesproken, maar in Nieuwgrieks is het een "v". 
  2. iemand met een voorkeur voor wiskunde en natuurwetenschappen, c.q. iemand die een opleiding volgt die daarop gericht is
    • Hij is een echte bèta. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen