Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • a·pe·te·cer
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
apetecer
apetecía
apetecido
volledig

Werkwoord

apetecer

  1. onovergankelijk bevallen, aantrekkelijk lijken
  2. overgankelijk verlangen naar, begeren, zin hebben in

Verwijzingen