Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·tro·po·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘natuurkennis van de mens’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • met het voorvoegsel antropo- met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord antropologie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de antropologiev

  1. (wetenschap) de wetenschap van de mens en het menselijk gedrag
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /antrɔpɔlɔgɪjɛ/
Woordafbreking
  • an·tro·po·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord antropolog.

Zelfstandig naamwoord

antropologie v

  1. (wetenschap) (antropologie) antropologie
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen