Een antennekabel van een kortegolfantenne type "tweelingsnoer" ook wel "kippenladder" genoemd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ten·ne·ka·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antennekabel antennekabels
verkleinwoord antennekabeltje antennekabeltjes

Zelfstandig naamwoord

de antennekabelm

  1. (natuurkunde), (elektronica) de elektrische geleider tussen een antenne en de ingang van de ontvang- en/of zendapparatuur
    • De antennekabel wordt bij de antenne ook wel aangesloten op de eventueel aanwezige antenneversterker/frequentieomzetter. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid