Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ami·ca·le

Bijvoeglijk naamwoord

amicale

  1. verbogen vorm van de stellende trap van amicaal
     'Groot zijn we zeker,' zei Steiner met een amicale glimlach.[1]

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2