afval
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afval | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het afval o
- onbruikbare resten die weggegooid worden
- Morgen komen ze het afval ophalen.
- ▸ Doordat ik vaak dagenlang geen afvalbak tegenkwam, droeg ik altijd een zak vol gebruikte wc-papiertjes bij me. Het was altijd weer een enorme opluchting om in een dorpje mijn wc-papier en ander afval weg te kunnen gooien.[2]
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. onbruikbare resten die weggegooid worden
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afval | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de afval m
- het afvallen, verlating van een persoon of overtuiging waaraan men eerder was toegewijd
- ▸ De grondtoon van het boek getuigt van een cultuurpessimisme, dat vooral tot uiting komt in wantrouwen jegens een volledig geseculariseerde samenleving. De afval van God lijkt vanuit een gelovig gezichtspunt betekenis te hebben, maar dat is volgens hem een vergissing.[3]
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvallen |
afval
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvallen
- ... dat ik afval.
Gangbaarheid
- Het woord afval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afval" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ afval op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Paul Scheffer“Het kwaad en de vrijheid; Cultuurrampen” (26 september 1997) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Zelfstandig naamwoord
afval; slachtafval, orgaanvlees