Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aard·rijks·kun·di·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aardrijkskundige aardrijkskundigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aardrijkskundigev / m

  1. (beroep) iemand die de relatie tussen mensen en hun natuurlijke omgeving vanuit een ruimtelijk perspectief bestudeert, en de natuurlijke gesteldheid van de bodem bestudeert
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

aardrijkskundige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van aardrijkskundig

Meer informatie

Gangbaarheid