Nederlands

 
het maken van aardbeienijs
Uitspraak
Woordafbreking
  • aard·bei·en·ijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aardbeienijs
verkleinwoord aardbeienijsje aardbeienijsjes

Zelfstandig naamwoord

het aardbeienijso

  1. (voeding) ijs met aardbeiensmaak
    • Uiteraard hoef je voor dat bedrag (E 750) geen bolletje chocolade- of aardbeienijs te verwachten. Dit dessert is namelijk gemaakt van vanille uit Madagaskar, doordrenkt met Italiaanse saffraan en bestrooid met plakjes zwarte truffel én eetbare plakjes goud.[2] 
    • Het lekkerste ijs maak je zelf. Simpel, makkelijk, lekker en gezond. Zo maak je een heerlijk zelfgemaakt aardbeienijs toetje.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 06 jan. 2016
  3. de Telegraaf 04 jan. 2016