aanwezigheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanwezigheid (hulp, bestand)
- IPA: / aɱˈwezəxhɛit / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·we·zig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanwezigheid | aanwezigheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de aanwezigheid v
- het aanwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
- ▸ Ik ritste mijn tent weer open en scheen met mijn hoofdlamp onder mijn tentzeil. Daar zag ik tot mijn verbazing duizenden termieten die in lange colonnes hun larven aan het evacueren waren vanwege mijn aanwezigheid. Ik had mijn tent precies bovenop een ondergrondse termietenkolonie geplaatst.[1]
Antoniemen
Vertalingen
1. het aanwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
Gangbaarheid
- Het woord aanwezigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwezigheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be