Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spre·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanspreken
sprak aan
aangesproken
klasse 4 volledig

Werkwoord

aanspreken

  1. overgankelijk toespreken
    • De verlegen man durfde het mooie meisje niet aan te spreken op het feeestje. 
     Dat hij hen in het Nederlands had aangesproken, vond zij verre van indrukwekkend.[2]
  2. overgankelijk instemming of weerklank wekken
    • Hoewel het misschien heel goede plannen waren, het sprak de meeste mensen niet aan. 
     Oscar noch hijzelf was erg onder de indruk van dit soort wijsheden, economische speculaties hadden hen nooit aangesproken.[3]
  3. overgankelijk verantwoording of opheldering vragen
    • Ik sprak de vernielzuchtige jongeren aan op hun gedrag, maar ze voelden zich niet verantwoordelijk voor de schade die zij hadden veroorzaakt. 
     Als iemand hen erop aansprak, zou hij wel een excuus verzinnen.[2]
  4. overgankelijk (juridisch) om genoegdoening vragen
  5. overgankelijk beginnen uit de voorraad te gebruiken
    • Er waren geen geopende melkpakken meer dus sprak ik een nieuw pak aan. 
     Haar neus ligt bijna op de stuurpen als ze de laatste krachten in het geteisterde gestel aanspreekt.[4]
Spreekwoorden
  • in rechte aanspreken: voor het gerecht dagen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. aanspreken op website: Etymologiebank.nl
  2. 2,0 2,1 All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  4.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be