Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spreek·ti·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanspreektitel aanspreektitels
verkleinwoord aanspreektiteltje aanspreektiteltjes

Zelfstandig naamwoord

de aanspreektitelm

  1. titel waarmee men iemand aanspreekt
    • Monseigneur is de aanspreektitel van een kardinaal. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid