aangekleed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aangekleed (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋɣəˌklet / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·ge·kleed
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van aankleden: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van aan bw en gekleed ww
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aangekleed | aangekleder | aangekleedst |
verbogen | aangeklede | aangekledere | aangekleedste |
partitief | aangekleeds | aangekleders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aangekleed
- met kleren aan
Antoniemen
Spreekwoorden
- een aangeklede boterham: een boterham met veel beleg
- een aangeklede borrel: een borrelfeestje met hapjes
- aangekleed gaat uit! : over iemand die zich overdreven mooi heeft gemaakt
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van: | aankleden… |
verbogen vorm: | aangekleede |
aangekleed
- voltooid deelwoord van aankleden
Gangbaarheid
- Het woord aangekleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.