Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·be·ste·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbesteding aanbestedingen
verkleinwoord aanbestedinkje aanbestedinkjes

Zelfstandig naamwoord

aanbesteding v [1]

  1. (economie) een kans voor ondernemers om uitgekozen te worden voor het verrichten van een opdracht of levering
    • De aanbesteding van de bouw van het nieuwe gemeentehuis ging niet door. 
     "Bij de aanbesteding van windparken moet ecologie kernonderdeel zijn van de beoordeling", zei Jetten, die vandaag een werkbezoek bracht aan een groot park voor de kust van Zeeland.[2]
    • Voor grotere projecten is een Europese aanbesteding verplicht. 
  2. (economie)een bedrag dat aan een nog te bereiken doel wordt besteed
    • Het gaat om een aanbesteding van meer dan € 100.000. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Jetten: belang natuur weegt zwaar bij aanleg windpark op zee” (16 mei 2022), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord aanbesteding aanbestedings, aanbestedinge

Zelfstandig naamwoord

aanbesteding

  1. aanbesteding