aanbesteding
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbesteding (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambəˌstediŋ / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·be·ste·ding
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanbesteden met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbesteding | aanbestedingen |
verkleinwoord | aanbestedinkje | aanbestedinkjes |
Zelfstandig naamwoord
- (economie) een kans voor ondernemers om uitgekozen te worden voor het verrichten van een opdracht of levering
- De aanbesteding van de bouw van het nieuwe gemeentehuis ging niet door.
- ▸ "Bij de aanbesteding van windparken moet ecologie kernonderdeel zijn van de beoordeling", zei Jetten, die vandaag een werkbezoek bracht aan een groot park voor de kust van Zeeland.[2]
- Voor grotere projecten is een Europese aanbesteding verplicht.
- (economie)een bedrag dat aan een nog te bereiken doel wordt besteed
- Het gaat om een aanbesteding van meer dan € 100.000.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- aanbestedingsbeleid, aanbestedingsprocedure, aanbestedingsregel, aanbestedingsregeling, aanbestedingsvoorwaarde
Vertalingen
1. een kans om uitgekozen te worden voor een werk of levering
Gangbaarheid
- Het woord aanbesteding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbesteding" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Jetten: belang natuur weegt zwaar bij aanleg windpark op zee” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbesteding | aanbestedings, aanbestedinge |
Zelfstandig naamwoord
aanbesteding