Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Urk·ers
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als taalnaam.

Zelfstandig naamwoord

Urkers o

  1. (taal) Nedersaksisch zoals gesproken op Urk
     Het Urkers kent ook niet van die harde klanken. Daarom klinkt het zingen in het dialect prachtig.[1]

de Urkersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Urker
     Deze vis heeft nooit in de Zuiderzee gezwommen en wordt door Urkers ook niet gevangen.[2]
[1] stellend
onverbogen Urkers
verbogen Urkerse
partitief Urkers

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Urkers

  1. horend bij of met betrekking tot het Urkers (de Urker taal)
    • Hij heeft een Urkers accent. 
     Na een Friese, Koerdische en Urkerse vertaling is er nu ook een Volendamse versie van het Boekenweekgedicht van poëet Tsead Bruinja.[3]
  2. partitief van de stellende trap van Urker
     Ik heb gezocht naar iets eigens, iets Urkers, iets dat bij ons voormalige eiland hoort.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    René Zeeman
    „Het Urker dialect klinkt heel melodieus” in: Reformatorisch Dagblad   (3 december 2013), p. 12 kol. 4/5
  2. 2,0 2,1   Weblink bron
    M. Bogerd
    Rumoer om orka of ijsvlet

    Inwoners van Urk willen roofvis bij dorpsingang niet kwijt in: Reformatorisch Dagblad   (18 maart 1992), p. 19 kol. 5

  3.   Weblink bron
    Christian Sier
    “’Âige bin ik jàu niet mâir vréjmd’: Dichter Sijmen Tol vertaalt Boekenweekgedicht naar het Volendams” (19 maart 2023) op noordhollandsdagblad.nl


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

Urkers

  1. (taal) Urkers; dialect gesproken op Urk

Meer informatie


Urkers

Zelfstandig naamwoord

Urkers

  1. (taal) Urkers; dialect gesproken op Urk

Meer informatie