Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schlam·pe
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
nominatief die Schlampe die Schlampen
genitief der Schlampe der Schlampen
datief der Schlampe den Schlampen
accusatief die Schlampe die Schlampen

Zelfstandig naamwoord

Schlampe, v

  1. (dysfemisme), (scheldwoord) kutwijf
    «Wer „du Schlampe“ zu einer Politesse sagt, zahlt knapp 2000 Euro.»
    Wie "kutwijf" tegen een politieagente zegt, moet bijna 2000 euro betalen.
  2. (scheldwoord) vrouw die met vele mannen verkeert, slet, snol

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Schlampe in:
    Wolfgang Pfeifer et al.
    Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de