Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈaʁbaɪ̯tsˌkʀaft/
Woordafbreking
  • Ar·beits·kraft
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Arbeitskraft v

  1. werkkracht
    «Wir möchten ihre Arbeitskraft beanspruchen.»
    Wij zouden gebruik willen maken van uw werkkracht.
    «Die menschliche Arbeitskraft wird in immer mehr Bereichen durch Maschinen ersetzt.»
    De menselijke werkkrachten worden steeds meer door machines vervangen.
    «Sie ist eine tüchtige Arbeitskraft
    Zij is een bekwame werkkracht.
Verbuiging
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen