Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ne·der·en·gels
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Nederengels -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het Nederengelso

  1. (pejoratief) een met veel overbodige, -al of niet op juiste wijze- uit het Engels ontleende woorden doorspekte versie van de Nederlandse taal
    • Ik erger me rot aan al dat Nederengels! 

Meer informatie

Gangbaarheid