• 75-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 75 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 75-jarig
verbogen 75-jarige
partitief 75-jarigs

75-jarig

  1. 75 jaren durend
    • Het 75-jarig bestaan van de club werd met een groot feest gevierd. 
  2. met de leeftijd van 75 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 75-jarig slachtoffer.