zzp'er
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zzp·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zzp'er | zzp'ers |
verkleinwoord | zzp'ertje | zzp'ertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zzp'er m
- (initiaalwoord), (afkorting) (maatschappij) afkorting voor Zelfstandige Zonder Personeel
- de vakbond vreest dat het vaste dienstverband voor werknemers gaat verdwijnen en dat iedereen uiteindelijk zzp'er zal moeten worden
- Van alle werkenden in de leeftijd van 15 tot 75 jaar lopen zzp'ers het grootste risico op armoede [1]
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord zzp'er staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.