zwingen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwin·gen
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord Ontwikkeld uit Middelnederlands swinghen, uit Germaans *swingana-, verwant aand Engels swing, Duits schwingen. [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwingen |
zwong |
gezwongen |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
zwingen
- overgankelijk (verouderd) slingeren, met een zwaai of slingerende beweging doen terechtkomen
- ▸ want van het heele ding had zij alleen dit onthouden, dat men met haar als met eene lichte houten pop, de trede waarop Mossieu Maît'e en zijn beide dochters troonden, wel vijfentwintig keeren was voorbij gezwongen[2]
- ▸ dees heeft hij luchtig opgeheven
En met manlijker hand boven zijnen hoofde gezwongen.[3]
Zelfstandig naamwoord
de zwingen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zwing
Verwijzingen
- ↑ zwingen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Victor de VeenEen dansfeestje in de kostschool in: De Vlaamsche Kunstbode, Jaargang 8 (1878), E. Todt, Gent / J. Noordendorp, Amsterdam, p. 109-110 op dbnl.org
- ↑ Weblink bron D.V. CoornhertHet achtste boek Odysseae Homeri in: De dolinge van Ulysse. Homerus' Odysseia I-XVIII in Nederlandse verzen (1939), Elsevier, Amsterdam, p. 160 op dbnl.org