Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwij·nen·keet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwijnenkeet zwijnenketen
verkleinwoord zwijnenkeetje zwijnenkeetjes

Zelfstandig naamwoord

de zwijnenkeetv / m

  1. een verblijf voor zwijnen
  2. een kamer of huis waar het een grote rommel is
    • Wanneer ruim je die zwijnenkeet eens op? 

Gangbaarheid