Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwijg·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwijggeld zwijggelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zwijggeldo

  1. omkoopsom bedoeld om iemand zijn mond te laten houden over een zaak die niet in orde is
    • Met dreigementen en zwijggeld slaagde de corrupte bewindsman erin aan de macht te blijven. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be