Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwenk·wiel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwenkwiel zwenkwielen
verkleinwoord zwenkwieltje zwenkwieltjes

Zelfstandig naamwoord

het zwenkwielo

  1. een wiel dat middels een vertikale as een willkeurige richting aan kan nemen
    • Het huifbed had een zwenkwiel aan de voorzijde. 

Meer informatie

Gangbaarheid