zwemloop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwem·loop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zwemmen zn en loop zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwemloop | zwemlopen |
verkleinwoord | zwemloopje | zwemloopjes |
Zelfstandig naamwoord
de zwemloop m
- (sport) wedstrijd die bestaat uit zwemmen én hardlopen
- ▸ Natuurlijk staat bij de Triathlon Holten de triatlon van zaterdag centraal, maar er zijn zowel morgen als zaterdag ook veel andere activiteiten. Zoals de kinder run-bike-run, de zwemloop, het openingsfeest en de afterrace party op zaterdagavond.[1]
- ▸ De Stichting Twenterand Kanaalrace en de atletiekvereniging Twenterand gaan ook in 2012 een zwemloop organiseren, de avond voor de jaarlijkse kanaalrace in Vriezenveen. Mede-organisator Henk Zomer: "Ik heb vanavond alleen maar tevreden gezichten gezien".[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'zwemloop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwemloop" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Triathlon-programma met sport én vermaak” (26-06-2008), Tubantia
- ↑ Weblink bron Roel Lutkenhaus“Experiment zwemloop geslaagd” (17-06-2011), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be