Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·gor·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemgordel zwemgordels
verkleinwoord zwemgordeltje zwemgordeltjes

Zelfstandig naamwoord

de zwemgordelm

  1. (sport) een bij de zwemles om het middel gedragen hulpmiddel met groot drijfvermogen
    • Ik hoefde daarna geen zwemgordel meer te dragen. 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be