Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·bond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwembond zwembonden
verkleinwoord zwembondje zwembondjes

Zelfstandig naamwoord

de zwembondm

  1. een overkoepelende vereniging ten behoeve van het zwemmen
    • De zwembond hield gisteren haar jaarlijkse ledenvergadering. 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be