Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zweer·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzweren

zweerden af

  1. meervoud verleden tijd van afzweren
    • Wij zweerden af. 
    • Jullie zweerden af. 
    • Zij zweerden af. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid