zwartselt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwart·selt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwartselen |
zwartselt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
- Jij zwartselt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
- Hij zwartselt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwartselen
- Zwartselt!