Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwab·belt

Werkwoord

vervoeging van
zwabbelen

zwabbelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwabbelen
    • Jij zwabbelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwabbelen
    • Hij zwabbelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwabbelen
    • Zwabbelt!