Zuigflessen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zuig·fles
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zuigfles zuigflessen
verkleinwoord zuigflesje zuigflesjes

Zelfstandig naamwoord

de zuigflesv / m

  1. een fles afgedekt met een kunstspeen, gewoonlijk voor het voeden van zuigelingen of jonge dieren
    • Ik heb de zuigfles even klaargemaakt en opgewarmd. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be