zuidkant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zuid·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zuid en kant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuidkant | zuidkanten |
verkleinwoord | zuidkantje | zuidkantjes |
Zelfstandig naamwoord
de zuidkant m
- de kant die in het zuiden gelegen is.
- Aan de zuidkant van de stad ligt een groot bos.
- ▸ Het Grand Hotel was al in 1893 klaar, het sanatorium tien jaar later, aan de zuidkant van de spoorweg werden grote villa's gebouwd, de huizen van de arbeiders kwamen aan de noordkant.[1]
Verwante begrippen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zuidkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuidkant" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be