zuidelijkten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zui·de·lijk·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zuidelijken |
zuidelijkten
- meervoud verleden tijd van zuidelijken
- Wij zuidelijkten.
- Jullie zuidelijkten.
- Zij zuidelijkten.
- Wij zuidelijkten.
vervoeging van |
---|
zuidelijken |
zuidelijkten