Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zou·te·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zouteloosheid zouteloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zouteloosheidv

  1. het zouteloos zijn
    • De zouteloosheid van zijn grapjes werd niet door iedereen gewaardeerd. 
Synoniemen
  1. flauwigheid, geesteloosheid

Gangbaarheid