zorgvakantie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zorg·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zorg zn en vakantie zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zorgvakantie | zorgvakanties |
verkleinwoord | zorgvakantietje | zorgvakantietjes |
Zelfstandig naamwoord
de zorgvakantie v
- vakantie waarbij iemand die zorg nodig heeft ook zorg kan krijgen
- ▸ Een overzicht van zorgvakanties en aangepaste accommodaties in Nederland voor mensen met een chronische ziekte, verstandelijke of lichamelijke beperking en senioren.[1]
Gangbaarheid
- Het woord zorgvakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Zorgvakanties » Zorgvakanties in Nederland”