zoom af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zoom af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzomen |
zoom (...) af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzomen
- Ik zoom af.
- gebiedende wijs van afzomen
- Zoom af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzomen
- Zoom je af?
Gangbaarheid
- Het woord zoom af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.