zonnegloed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zonnegloed (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zon·ne·gloed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zonnegloed | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zonnegloed m
- de warmte en straling van de zon
- U liep gedurende het jaar op het werk te dagdromen over die welverdiende rustgevende vakantie. Daar keek u echt naar uit. Luieren op het strand, een avontuurlijk uitstapje, liefst met een warme zonnegloed op het gezicht.[2]
- bruine verkleuring van de huid door de zon
- Chrissy, die onlangs beviel van dochter Luna, deelde het kiekje ook op Twitter met de tekst: “Net rondom mijn kolf apparaat gespray tanned. De logistieke mogelijkheden voor een gezonde zonnegloed tijdens borstvoeding zijn eindeloos.”[3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zonnegloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zonnegloed" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 12/08/2011 Vakantie? Volgend jaar anders
- ↑ de Telegraaf 08 mei 2016 Spray tan Chrissy Teigen finaal mislukt
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be