zondagsdienst
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zon·dags·dienst
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zondag en dienst met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zondagsdienst | zondagsdiensten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zondagsdienst m
- (religie) kerkdienst op zondag
- In veel kerken zijn er tijdens de zondagsdienst ook klasjes voor de kinderen
- werk op zondag
- dienstregeling (van schepen, treinen etc.) op zondag
Gangbaarheid
- Het woord zondagsdienst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zondagsdienst" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be