Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·kle·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerkleren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zomerklerenmv

  1. (kleding) kleren die vooral geschikt zijn om in de zomer en bij warm weer te dragen
    • Zomerkleren zijn vaak kleurig en dun en zijn ongeschikt voor de Nederlandse winters. 
Synoniemen
  1. zomerkleding

Zelfstandig naamwoord

de zomerklerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zomerkleed

Gangbaarheid