Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerbed zomerbedden
verkleinwoord zomerbedje zomerbedjes

Zelfstandig naamwoord

het zomerbedo

  1. (geologie) de bedding van een rivier, die doorgaans door de rivier wordt gebruikt in de zomer
    • Stroomgordels en stroomruggen omvatten een rivierbedding met bijbehorende oeverwallen en kronkelwaarden.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen