Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·den·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zodenbank zodenbanken
verkleinwoord zodenbankje zodenbankjes

Zelfstandig naamwoord

de zodenbankv / m

  1. een van wilgentenen en of hout geconstrueerde zitplaats met zoden of kruiden in de openlucht
    • De geliefden vlijden zich neer op de zodenbank onder de eikenboom. 

Gangbaarheid