Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zil·ver·vis·je
Woordherkomst en -opbouw
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord zilvervisje zilvervisjes

Zelfstandig naamwoord

het zilvervisjeo

  1. (insecten) benaming voor insecten uit de orde Zygentoma  
     Elke bibliofiel kan t.z.t. rekenen op bezoek van het zilvervisje, het kwikzilveren insect dat zich met een onstilbare honger door bladzijden heenvreet.[3] (hier wordt gedoeld op het papiervisje, Ctenolepisma longicaudata  )
    1. (zilvervisjes) zilvergrijs twee centimeter lang insect, Lepisma saccharina  , dat als ongedierte in huis kan voorkomen
     Het papiervisje (dat vaak verward wordt met het zilvervisje) komt waarschijnlijk uit droge gebieden zoals steppes of woestijnen.[4]
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zilvervis, diverse soorten kleine vissen met een heldere metaalglans
     Maandag namiddag liepen de eerste kustvisserijvaartuigen met sprot te Oostende binnen. (…) Hopen wij voor onze kustvissers dat het zilvervisje weldra in overvloed zal worden binnengebracht en dat de prijzen daarom niet door de vloer zullen zakken.[5]
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Sebastiaan Kort
    “Het zilvervisje” (11 juli 2016) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Hester van Santen
    “Thuis hoef je nooit eenzaam te zijn...” (27 december 2014) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron De eerste Sprotaanvoer te Oostende in: Het nieuw visscherijblad, jrg. 2 nr. 38 (17 oktober 1947), P.C.R.S. Bollinne, Oostende, p. 1 kol. 3