Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zi·geu·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zigeuner zigeuners
verkleinwoord zigeunertje zigeunertjes

Zelfstandig naamwoord

de zigeunerm

  1. iemand die behoort tot de Sinti of Roma
    • De benaming "zigeuner" wordt door de betrokkenen vaak als beledigend ervaren. 
  2. (figuurlijk) iemand die ervoor kiest een zwervend bestaan te leiden
    • Zijn leventje als zigeuner kwam ten einde en hij begon serieus aan zijn carrière te denken. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Team Taaladvies
    “Taaladviezen: ziegeuner” (13 juli 2011) op vlaanderen.be
  2.   Weblink bron
    Carlos Gussenhoven
    Wat is de beste transcriptie voor het Nederlands? in: Nederlandse Taalkunde, jrg. 12 nr. 4 (2007), p. 333
  3. zigeuner op website: Etymologiebank.nl
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be