Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·len·piet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zielenpiet zielenpieten
verkleinwoord zielenpietje zielenpietjes

Zelfstandig naamwoord

de zielenpietm

  1. iemand waarmee men medelijden kan hebben
    • Hij is echt geen zielenpiet, hoor, hij kan wel tegen een stootje. 

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be