Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ziek·te·kiem·do·dend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ziektekiemdodend
verbogen ziektekiemdodende

Bijvoeglijk naamwoord

ziektekiemdodend

  1. de eigenschap bezittend ziektekiemen te doden
    • Hij desinfecteerde een stuk van de huid met een ziektekiemdodende oplossing. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid