Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuiszorg ziekenhuiszorgen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ziekenhuiszorgv / m

  1. de zorg die geleverd wordt in een ziekenhuis.
    • De ziekenhuiszorg moet aan normen voldoen. 

Gangbaarheid