ziekenhuispsychiatertje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·psy·chi·a·ter·tje

Zelfstandig naamwoord

het ziekenhuispsychiatertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ziekenhuispsychiater