[2] Twee ziekenhuisbedden.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuisbed ziekenhuisbedden
verkleinwoord ziekenhuisbedje ziekenhuisbedjes

Zelfstandig naamwoord

het ziekenhuisbedo

  1. een bed in een ziekenhuis, een behandelplaats van een ziekenhuis
    • Er was nog maar één ziekenhuisbed vrij. 
  2. het type bed dat veel in ziekenhuizen te vinden is en bedoeld is om voldoende zorg te bieden aan de patiënt
    • Ik heb een ziekenhuisbed gekocht. 

Gangbaarheid