ziekenhuisbed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zie·ken·huis·bed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ziekenhuis en bed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekenhuisbed | ziekenhuisbedden |
verkleinwoord | ziekenhuisbedje | ziekenhuisbedjes |
Zelfstandig naamwoord
het ziekenhuisbed o
- een bed in een ziekenhuis, een behandelplaats van een ziekenhuis
- Er was nog maar één ziekenhuisbed vrij.
- het type bed dat veel in ziekenhuizen te vinden is en bedoeld is om voldoende zorg te bieden aan de patiënt
- Ik heb een ziekenhuisbed gekocht.
Gangbaarheid
- Het woord ziekenhuisbed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.